Uitspraak juli 2023 - College van Beroep voor Bedrijfsleven

Wel of geen blokkerende zeggenschap voor jonge landbouwer bij 'jonge agrariër subsidieregeling'.

In juli 2023 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven een uitspraak gedaan waarbij de conclusie van RVO teruggedraaid is: er zou geen sprake zijn van blokkerende zeggenschap voor jonge landbouwers. RVO moet een nieuw besluit nemen. Bij agrarische subsidieregeling voor jonge landbouwers is vaker een (van de) voorwaarde(n) dat de jonge landbouwer in samenwerking met zijn ouders wel blokkerende zeggenschap voor zaken boven de € 25.000 moet hebben.

Vader, moeder en zoon exploiteerden gezamenlijk een landbouwbedrijf in een vennootschap onder firma. In 2021 verzochten zij in de Gecombineerde opgave om een extra betaling voor jonge landbouwers. RVO wees deze betaling echter af, omdat de zoon niet voldeed aan het vereiste van blokkerende zeggenschap. Uit het handelsregister en de vennootschapsakte volgde dat de vennoten blokkerende zeggenschap hadden bij beslissingen boven de € 50.000. Daarmee was niet voldaan aan de in de Beleidsregel Uitvoeringsregeling Rechtstreekse betalingen GLB vermelde voorwaarde dat de jonge landbouwer ten minste blokkerende zeggenschap moet hebben bij beslissingen boven de € 25.000. De vennootschap was het niet eens met de afwijzing en stelde met succes beroep in bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

In de vennootschapsakte was namelijk verder bepaald dat de vennoten gezamenlijk bevoegd waren en dat de medewerking van alle vennoten was vereist bij het nemen van besluiten over onder meer:

  • het verkrijgen, vervreemden, bezwaren van onroerende zaken
  • het aangaan, wijzigen of beëindigen van pacht- en huurovereenkomsten
  • het verkrijgen of vervreemden van bedrijfsmiddelen
  • het aangaan van geldleningen en kredietovereenkomsten
  • het aannemen en ontslaan van personeel.

 

In een eerdere uitspraak had het College een grens van € 25.000 niet onredelijk geacht. Maar de vennootschap had er terecht op gewezen dat uit de vennootschapsakte volgde dat alle belangrijke beslissingen door de vennoten gezamenlijk moeten worden genomen.

Hoewel vastgesteld werd dat de formulering in de vennootschapsakte niet direct aansloot op de bewoordingen van artikel 5, eerste lid, aanhef e onder a, van de Beleidsregel, moest ook worden vastgesteld dat de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap te geven ten aanzien van belangrijke beslissingen.

Dat uit de akte volgens RVO bleek dat de jonge landbouwer niet voor alle ondernemingsbeslissingen blokkerende zeggenschap had, ging het RVO er aan voorbij dat beslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000 onder een van de genoemde categorieën in diezelfde akte valt.

Het besluit van RVO was niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep was dus gegrond. RVO werd opgedragen een nieuw besluit te nemen.